Praktijk motor

Om het motorrijbewijs te verkrijgen dien je 3 examens met voldoende resultaat af te leggen. Zoals reeds besproken de theorie, deze kun je halen vanaf je 17 jaar en is 18 maanden geldig.

Examen Voertuigbeheersing motor

Het examen voertuigbeheersing motor bestaat uit twaalf oefeningen. Je moet er hiervan zeven uitvoeren op het praktijkexamen. Voor slechts 2 van deze bijzondere verrichtingen in het examen voertuigenbeheersing mag je een onvoldoende halen.

De twaalf oefeningen zijn ingedeeld in vier clusters:

  • Cluster 1 : Lopen met de motor en gebruik van de standaard (deze is verplicht);
  • Cluster 2 : Verrichtingen bij lage snelheid (vijf oefeningen waarvan één verplicht en één naar keuze);
  • Cluster 3 : Verrichtingen bij hogere snelheid (drie oefeningen, waarvan twee verplicht);
  • Cluster 4 : Remoefeningen (drie oefeningen, waarvan één verplicht en één naar keuze);

Dus naast de vijf verplichte oefeningen kan de examinator uit de overige zeven oefeningen er twee kiezen.
Als je slaagt voor het examen Voertuigbeheersing ontvang je een uitslagformulier waarmee je kunt opgaan voor het examen Verkeersdeelneming. Het uitslagformulier is 1 jaar geldig.

DE OEFENINGEN:

Cluster 1

Achteruit lopend parkeren:
Motor_oefeningen_Achteruit_lopend_parkerenHet eerste cluster bestaat uit de oefening achteruit lopend parkeren. In deze verplichte oefening moet de kandidaat aan de rechterzijde van de rijbaan lopen met de motor aan de hand, deze daarna achteruit parkeren in een parkeervak en op de standaard zetten. Vervolgens moet de kandidaat de motor weer van de standaard halen en rechts het parkeervak uitlopen

Cluster 2 (verrichtingen bij lage snelheid)

Langzame slalom:

Motor_oefeningen_Langzame_slalomEen verplicht onderdeel van het tweede cluster is de langzame slalom. De tussenafstand van de pylonen is hierbij 3 meter. De snelheid is niet aangegeven, maar gezien de geringe tussenafstand ligt een stapvoets tempo voor de hand. Het gebruik van de achterrem en koppeling is bij deze oefening verplicht. Van belang bij deze oefening is de combinatie van langzaam rijden en het behouden van de balans.

Wegrijden uit parkeervak:

Motor_oefeningen_Wegrijden_uit_parkeervakBij deze oefening rijdt de motorrijder vanuit stilstand uit een parkeervak weg waarna hij een haakse bocht maakt en enkele meters rechtuit rijdt. Het parkeervak is twee meter breed en drie meter lang, de rijbaanbreedte is drie meter. Het belangrijkste van deze oefening is dat je gecontroleerd een scherpe bocht weet te maken, direct na het wegrijden.

Denkbeeldige acht:

Motor_oefeningen_Denkbeeldige_achtUitvoering:

  • Vak inrijden
  • dan naar het eind doorrijden;
  • begin met een bocht naar links;
  • daarna de acht completeren;
  • houd een gelijkmatige snelheid aan;
  • de motor moet afgeschuind worden.

Stapvoets rijden:

Motor_oefeningen_stapvoets_rijdenUitvoering:

  • recht komen aanrijden op het poortje koppeling tot aangrijpingspunt licht de achterrem gebruiken en motor moet trekkend blijven.
  • met een constante snelheid in een rechte lijn naast de examinator rijde
    tot kort voor het richtpunt (de kegel).

Halve draai

Motor_oefeningen_Halve_draaiUitvoering:

  • de rijbaanbreedte is zes meter;
  • de gehele oefening wordt uitgevoerd met trekkende motor;
  • de kandidaat komt rijdend aan bij de uiterste linker- of rechterzijde van
    de rijbaan;
  • de aanloop moet tenminste tien meter bedragen;
  • dan de halve draai op een van tevoren bepaald punt inzetten;
  • de halve draai in een vloeiende beweging uitvoeren;
  • daarbij de juiste wijze van afschuinen benutten om de bochtstraal te verkleinen.

    Cluster 3 (verrichtingen bij hoge snelheid)

Uitwijkoefening:

Motor_oefeningen_UitwijkoefeningCluster drie bestaat uit drie oefeningen. Bij de uitwijkoefening, een
verplichte oefening, komt de kandidaat met vijftig kilometer per uur
aanrijden door de poort. Vijftien meter na de poort moet hij bij een muurtje van pylonen uitwijken. Daarna keert hij of zij weer terug naar de eigen weghelft.

Vertragingsoefening:

Motor_oefeningen_VertragingsoefeningBij deze oefening accelereert de bestuurder vanuit stilstand naar een hogere snelheid, gevolgd door een vertraging en een slalom.

Snelle slalom:

Motor_oefeningen_Snelle_slalomBij de, eveneens verplichte, snelle slalom zijn zes pylonen met een tussenafstand van acht meter opgesteld. Het is de bedoeling om de slalom bij een snelheid van minstens dertig kilometer per uur met trekkende motor vloeiend en gelijkmatig te voltooien.

Cluster 4 (remoefeningen)

Noodstop:

Motor_oefeningen_NoodstopIn het vierde cluster is de noodstop de verplichte oefening. Hier moet je een poortje passeren en bij vijftig kilometer per uur maximaal remmen om zo snel mogelijk tot stilstand te komen. Daarbij mag je de controle over de motor niet verliezen.

Precisiestop:

Motor_oefeningen_PrecisiestopBij de precisiestop gaat het erom dat de kandidaat bij een snelheid van vijftig kilometer per uur op een aangegeven punt begint te remmen. Daarna moet hij de motor door gelijkmatig remmen zeventien meter verderop tot stilstand brengen. Naast de precisiestop kan de examinator ook nog kiezen voor de stopproef als tweede oefening.

Stopproef:

Bij de stopproef gaat het erom dat de kandidaat bij een snelheid van vijftig kilometer per uur op een aangegeven punt begint te remmen. Daarna moet hij de motor door gelijkmatig remmen maar wel goed door remmen op ong. 15 meter tot stilstand brengen.
Het gaat bij het uitvoeren van bovengenoemde bijzondere manoeuvres niet om het doen van een paar “kunstjes”. Het doel is om door middel van deze manoeuvres aan te tonen dat je over voldoende voertuigbeheersing beschikt. Met andere woorden: dat je de baas bent over de motor en hem volledig in je macht hebt.

De meeste manoeuvres moeten daarom met een licht-trekkende motor en in een gelijkmatig tempo worden uitgevoerd. Dat wil zeggen dat je in de eerste of tweede versnelling moet rijden en steeds de juiste hoeveelheid gas moet geven die voor het goed uitvoeren van de manoeuvres noodzakelijk is. Voor het “regelen” van de snelheid mag indien nodig de voetrem worden gebruikt. Het is niet toegestaan om vlak voor aanvang van de manoeuvres het gas dicht te draaien en met een stationair toerental die